arrow_back

Heijmans wil bouwen zonder uitstoot in 2026

Certificaathouder Heijmans wil na 2023 CO2-neutraal bouwen. En de ambitie is om in 2026 volledig emissieloos te werken. Dus zonder uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof. Goed voor het klimaat, het levert betere werkplekken op voor medewerkers én minder overlast voor de omgeving. Daarom vindt Heijmans dat diens bouwmaterieel verduurzaamd moet worden. Drie medewerkers van Heijmans vertellen hoe zij de uitstoot in zes jaar denken te reduceren tot nul. Elektrificatie, ambitie en geld zijn de sleutelwoorden in het verhaal.

Het kabinet heeft in 2019 het Klimaatakkoord gepresenteerd. Dit is een overeenkomst tussen organisaties en bedrijven in Nederland om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Het doel is dat we in 2030 bijna de helft minder CO2 uitstoten ten opzichte van 1990. In 2050 moet dat bijna honderd procent minder zijn. Tevens stelt de overheid dat in 2030 de stikstofuitstoot met de helft minder moet zijn dan in 2019.

1000 materieelstukken

Ook Heijmans draagt hieraan bij. “Onze ambitie is om na 2023 volledig CO2-neutraal te bouwen”, zegt adviseur duurzaamheid Stefan Daamen. “Om dit streven kracht bij te zetten is het energiemanagementplan opgesteld. Met drie speerpunten: ons wagenpark, de projecten en asfaltcentrales. Groepjes specialisten bekijken per onderwerp hoe we de totale uitstoot van onze bedrijfsactiviteiten gaan verlagen. Daarbij gaat het niet alleen over CO2-uitstoot, maar dus ook over stikstof- en fijnstofemissie.”

Adviseur duurzaamheid Stefan Daamen houdt zich dagelijks bezig met hoe Heijmans het beste de CO2-, stikstof- en fijnstofemissie kan reduceren. 

In totaal beschikt Heijmans over ongeveer 1000 materieelstukken. “Deze zijn nu nog vrijwel allemaal voorzien van een dieselmotor”, zegt senior inkoper Peter Schellekens. “Zwaar bouwmaterieel, zoals grondverzet- en funderingsmachines, veroorzaken het grootste deel van onze totale emissie op de bouwplaats.”

Waterstof is de toekomst

De sleutel naar een emissieneutrale bouwplaats is elektrificatie, stelt Peter, oftewel: overschakelen op elektrisch materieel. De traditionele verbrandingsmotor wordt vervangen door één of meerdere elektromotoren. De stroom wordt opgewekt met waterstof of door accu’s die je met een stekker oplaadt.

“Elektrisch klein materieel is nu steeds beter verkrijgbaar en hiermee kunnen we nu al een reductie behalen. Elektrificatie van groot materieel gaat langzamer, omdat een accupakket in de machine niet voldoende vermogen kan leveren. Schonere dieselmotoren zijn voor deze machines nu nog de enige optie. Door moderne dieseltechnieken te gebruiken, is de uitstoot van CO2, fijnstof en stikstof al een stuk minder dan vroeger.”

“Waterstof is de duurzame oplossing voor zware machines”, vindt Stefan, “omdat je met dit gas voldoende stroom kunt opslaan waarmee je zware elektromotoren kan aandrijven. Waterstof heeft als voordeel dat je met relatief weinig volume en gewicht een behoorlijke afstand af kan leggen. Dit in tegenstelling tot een accu voor energie opslag. Met dertig kilo waterstof is de actieradius ongeveer vijfhonderd kilometer. Nadeel is dat je veel stroom nodig hebt om waterstof te maken.”

Water uit de uitlaat

Waarom heb je stroom nodig om waterstof te maken? Peter legt uit: “Waterstof is een gas, dat van nature niet op aarde voorkomt. Je moet het produceren. Dat kan bijvoorbeeld door water (H2O) te scheiden in zuurstof (O2) en waterstof (H2). Dat proces kost veel stroom.
Onder de motorkap van een elektrische vrachtwagen met een waterstoftank ligt een brandstofcel. Deze laat waterstof uit de opslagtanks onder de auto reageren met zuurstof uit de buitenlucht. Er vindt dan een omgekeerd proces plaats: de zuurstof en het waterstof vormen weer water. Hierbij komt energie vrij in de vorm van stroom, waarmee je één of meerdere elektromotoren kan aandrijven. Uit de uitlaat komt water.”

Techniek evolueert

Een ander nadeel is dat waterstof zeer explosief is. “Op zich geen probleem”, vindt Stefan, “want LPG is dat ook. Daarnaast geldt dat waterstof onder hoge druk moet worden opgeslagen. Opslag en distributie moeten daarom aan strenge eisen voldoen. Omdat de vraag naar waterstof klein is, is de techniek nog niet doorontwikkeld en is de kostprijs nog te hoog. En pas als je waterstof maakt met duurzaam opgewekte stroom, is het echt ‘groene’ waterstof en dus een duurzame energiebron.”

Toch denken Stefan en Peter dat de voordelen opwegen tegen de nadelen. Ze zijn ervan overtuigd dat de komende jaren het omzetten van waterstof naar stroom te optimaliseren is, waarmee ook de waterstoftechniek rendabel wordt. “De geschiedenis herhaalt zich. Vroeger konden personenauto’s ook maar honderd kilometer op één tank rijden, nu is de actieradius van een moderne personenauto soms meer dan duizend kilometer”, vertelt Stefan. “Techniek evolueert. Dat geldt ook voor waterstof.”

Koploper

Een vlotte transitie naar een emissieloze bouwplaats kan alleen als iedereen zijn steentje bijdraagt. Daarom heeft Heijmans, samen met GMB en de Vries & van de Wiel, de stichting Emissieloos Netwerk Infra (ENI) opgericht. Het ENI verbindt verschillende stakeholders, zoals bouwbedrijven, opdrachtgevers, importeurs en ontwikkelaars van bouwmaterieel, start-ups en leveranciers van energiedragers. Het doel is om gezamenlijk zwaar elektrisch bouwmaterieel op waterstof of accu’s te ontwikkelen.”

Nederland is koploper op het gebied van duurzaam materieel. “Wij zijn de proeftuin voor veel machinefabrikanten”, weet Peter. “Dit komt omdat we hele hoge eisen stellen aan ons materieel.”

Stilzitten is geen optie. Gelukkig zijn alle stakeholders zich daar bewust van. Peter: “De meeste grote fabrikanten doen onderzoek naar de inzet van elektrisch materieel op waterstof en accu’s. Volvo heeft onlangs een elektrische mini-graver en kleine wiellader op de markt gebracht. Wij hebben alvast één mini-graver gereserveerd. Daarnaast heeft Heijmans dit jaar, samen GMB en de Vries & van de Wiel een intentieovereenkomst gesloten voor de levering van minimaal twee door waterstof aangedreven grondverzetmachines.

Vliegwiel aanzwengelen

Helaas is ons land zakelijk gezien een kleine speler op de wereldmarkt van bouwmachines. In Azië, Zuid-Amerika of Afrika is nauwelijks vraag naar duurzame bouwmachines. Grote fabrikanten staan niet te springen om hun huidige aanbod massaal te verduurzamen. Peter geeft een voorbeeld: “In ons land nemen alle bouwbedrijven jaarlijks ongeveer veertig asfaltmachines bij verschillende internationale leveranciers af, terwijl fabrikant Vögele op jaarbasis pak ‘m beet tienduizend van dit soort machines wereldwijd verkoopt. Onze invloed op het versnellen van de transitie is daarom nihil.”

Volgens Stefan moeten we zelf het vliegwiel aanzwengelen. “Dat lukt niet alleen met ambitie. Je hebt ook geld nodig. Grote emissieloze machines zijn nu nog te duur. Daarom zoeken we nu naar subsidies bij onze eigen overheden en Europese Unie.”

Duurzaam materieel van Heijmans

Hieronder een aantal voorbeelden van duurzaam Heijmans materieel:

  • Drie stuks hybride hoogwerkers van ieder 17 meter hoog, inclusief 5 tons bus met Euro6 dieselmotor en accupakket om de hoogwerker te laten werken;
  • Liebherr 930 rupskraan met schone Stage 5 dieselmotor;
  • Scania P360 6X2/4 crewcab smeltwagen met elektrische aandrijving voor smelten verf wegmarkeringen. De vrachtwagen is voorzien van een schone Euro6 dieselmotor, die op de werklocatie niet hoeft te blijven draaien;
  • Inlinepaver waarmee asfaltploegen twee lagen asfalt tegelijk kunnen aanbrengen. Deze machine is voorzien van een Stage 4 dieselmotor;
  • Markeringsmachines op accustroom;
  • Tekst-informatiewagens op accustroom met zonnepanelen;
  • Diverse machines op accu’s, zoals trilplaten, stampers, doorslijpers en breekhamers;
  • Heimachine met Stage 5 dieselmotor (Stikstof reductie van minimaal 80%);
  • Asfaltafwerkmachines met Stage 5 dieselmotor;
  • Tandem trilwalsen met Stage 5 dieselmotor;
  • Drie stuks Spuitveegwagens met Euro6 dieselmotor en zonnepanelen op de opbouw voor stroomvoorziening in de cabine;
  • Alle heftrucks op de werven zijn elektrisch;
  • Hybride breker en zeef t.b.v Matching Materials, die zowel werkt op elektriciteit als op een Stage 5 dieselmotor.

Afhankelijk van klantuitvraag

Opdrachtgevers zoals Rijkswaterstaat, waterschappen en gemeenten eisen nu al steeds vaker een CO2-neutrale bouwplaats. “Daarom is het van groot belang dat we voor veel meer werkzaamheden overschakelen op schone energiebronnen”, aldus Lars Sies. Als bedrijfsleider in de regio noordwest voert hij met zijn team veel wegwerkzaamheden uit in de Amsterdamse binnenstad.

“Als Heijmans maken we goed duidelijk hoe wij werken aan de energietransitie. Alleen zijn we in de regio voor tachtig procent afhankelijk van de klantvraag. We zitten als regiobedrijf in een markt die nog steeds door prijs wordt gedreven. Duurzaamheid levert op lange termijn veel op, maar kost op korte termijn veel geld. Gelukkig zie ik steeds meer opdrachtgevers vragen om CO2- of emissieloos werk.”

Milieuvriendelijk en vitaal

De bouwplaatsen van Lars zijn al deels duurzaam ingericht. “Bij één van onze projecten levert een accupakket gevoed door zonnepanelen stroom voor onder andere de verlichting, koffiemachine en verwarming van de keet. Een dieselaggregaat is hiermee overbodig. Andere duurzame oplossingen zijn kleine elektrische gereedschappen zoals een stamper of trilplaat. Minder uitstoot en lawaai. Beter voor de omgeving en de collega die de machine bedient.”

Het team van Lars gebruikt in Amsterdam voor asfaltreparaties een duurzame hotbox. “De kleefunit en branders zijn nu in één machine verwerkt, die elektrisch aangedreven wordt. Hierdoor hoeven we minder machines in te zetten, met minder bewegingen, brandstofverbruik en geluidsoverlast voor omwonenden als gevolg.”

Elektrificatie kleine machines

Op een andere werk in de stad gebruikt Lars twee elektrische mini-shovels, één minigraver en twee busjes. “Ik was sceptisch en dan met name over de actieradius. Maar ik ben overtuigd. We draaien nu zonder problemen één volledige werkdag en het vermogen is voldoende. Nadeel is wel dat we niet overal over voldoende oplaadcapaciteit beschikken en we de machine mee moeten nemen naar onze werkplaats om op te laden.”

Aanpassen

De energietransitie vergt ook aanpassingsvermogen voor gebruikers vindt Lars. “Zo moeten machinisten niet vergeten hun elektrische mini-kraan ’s avonds aan de lader te hangen. Tijdens het werk moeten ze rekening houden met de laadtijd, want snelladen is voor dit soort machines nog geen optie. Laden duurt ongeveer acht uur.”

Lars ziet dat de overschakeling steeds beter wordt geaccepteerd op de bouwplaats. “Naast grote voordelen voor het milieu, hebben onze medewerkers ook baat bij een gezondere leefomgeving. Elektrische materieelstukken maken nauwelijks geluid en produceren geen schadelijke uitlaatgassen. En een elektrische stamper trilt minder heftig.”

Spaarpot

Al deze ontwikkelingen dragen bij aan de ambitie van Heijmans om na 2023 CO2-neutraal te werken. Stefan: “Over drie jaar moet onze CO2-emissie met 50 procent gereduceerd zijn. De resterende CO2-uitstoot compenseren we met bijvoorbeeld het aanplanten van bossen. Dit gaat ons veel geld kosten.

Het kan ook anders. Ik heb bij de Raad van Bestuur een plan ingediend, waarin ik voorstel om in 2021 al te starten met een interne heffing voor CO2. Puur voor onszelf. De opbrengst stoppen we in een spaarpot, waarmee we uiteindelijk kunnen investeren in emissieloos bouwmaterieel. Als mijn plan slaagt is onze CO2-uitstoot al flink gedaald en zijn de compensatiekosten na 2023 een stuk lager.”

Krachten bundelen

Dat investeren in duurzaam materieel loont, blijkt uit de cijfers. “Sinds 2009 stoten we ruim 20.000 ton CO2 minder uit,” zegt Stefan trots. “Helaas zijn de investerings- en operationele kosten nog steeds het grootste struikelblok.”
Peter vult aan: “Een kippervrachtwagen op waterstof die asfalt vervoert is ongeveer 400.000 euro duurder dan dezelfde vrachtwagen met een dieselmotor. Daarnaast kan deze vrachtwagen vanwege de regelgeving, minder asfalt meenemen dan een traditionele diesel kippervrachtauto. Op dit moment is dit zonder subsidie onmogelijk rendabel te krijgen. Daarom hoop ik dat we de meerkosten van de energietransitie op de bouwplaats samen met opdrachtgevers en overheden dragen. Alleen dan kunnen we versnellen en in 2026 volledig emissieloos bouwen.”

Prev:
Next: