Het ambitieniveau geeft aan op welk niveau u wilt instromen. Tijdens de audit gaat een Certificerende Instelling (CI) het gesprek met u aan over uw doelstellingen en maatregelen. Dit doet de CI op basis van het door u opgestelde plan van aanpak en uw eigen onderbouwing van uw relatieve uitgangspositie en ambitieniveau. De CI gebruikt de door u ingevulde Maatregellijst als hulpmiddel om dit gesprek kritisch te voeren en vragen te stellen over het ambitieniveau dat blijkt uit uw genomen en geplande maatregelen. Op deze manier toetst de CI uw eigen onderbouwing van uw gekozen ambitieniveau.
Een audit voor de CO2-Prestatieladder is een systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van een beeld van de CO2-prestaties van de organisatie en het objectief beoordelen daarvan om vast te stellen in welke mate aan de eisen van de CO2-Prestatieladder is voldaan.
Tijdens het certificeringstraject bereidt een organisatie zich voor op de audit (ladderbeoordeling). Dit houdt in dat de organisatie een portfolio samenstelt waarmee het aantoont dat het voldoet aan de algemene eisen en de eisen uit de auditchecklijst en van de CO2-Prestatieladder (Hoofdstuk 6 van Handboek 3.1). Vanaf niveau 3 dient een organisatie een emissie-inventaris op te stellen. In Hoofdstuk 5 van Handboek 3.1 staat informatie over deze emissie-inventaris en de bijbehorende CO2-emissiefactoren. Tijdens de vierde stap van het certificeringstraject evalueert de organisatie zelf, voor de LadderCI langskomt, of het klaar is voor de ladderbeoordeling. In §6.1 staat beschreven hoe de organisatie deze controle kan uitvoeren. De laatste stap van het certificeringstraject is de ladderbeoordeling. Een LadderCI beoordeelt de organisatie door middel van een audit (stap 5). Na een succesvolle ladderbeoordeling zal de Ladder CI een CO2-bewust Certificaat afgeven. In Hoofdstuk 7 van Handboek 3.1 staat alle informatie over het certificeren conform de CO2-Prestatieladder.
In het Kyoto Protocol zijn enkele gassen genoemd die een belangrijke bijdragen leveren aan het broeikaseffect: het vasthouden van zonnewarmte rond de aarde. De broeikasgassen zorgen ervoor dat er klimaatverandering optreedt. De belangrijkste broeikasgassen zijn koolstofdioxide (CO2) en methaan (CH4).
Een Certificerende Instelling (CI) is een onafhankelijke partij die tijdens een audit beoordeelt of een organisatie voldoet aan de eisen uit het Handboek van de CO2-Prestatieladder en daarmee een certificaat krijgt. Een CI is hiertoe bevoegd als deze geaccrediteerd is door een nationale accreditatie-instantie (In NL: Raad voor Accreditatie, in BE: BELAC) of tijdelijk bevoegd verklaard is door SKAO.
Koolstofdioxide, of CO2, is een veel voorkomend, van nature voorkomend molecuul dat twee zuurstofatomen en één koolstofatoom bevat. In alledaagse omstandigheden op aarde is koolstofdioxide een veel voorkomend gas dat overal om ons heen is. Het is kleurloos, geurloos, is van nature aanwezig in de atmosfeer van de aarde en is een belangrijk onderdeel van de koolstofcyclus van de aarde. Alle mensen en dieren ademen koolstofdioxide uit tijdens hun ademhaling en planten nemen het op tijdens een proces dat fotosynthese wordt genoemd om te groeien.
CO2 wordt een broeikasgas genoemd omdat CO2 als onderdeel van de atmosfeer van de aarde de energie van de zon opslokt en de wereld op een leefbare temperatuur houdt. Maar stijgingen van CO2 in de atmosfeer in verband met menselijke activiteiten kunnen problemen opleveren. Het verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor extra CO2 (samen met andere broeikasgassen) in de atmosfeer. Dit leidt tot te veel energie in onze atmosfeer. Deze extra energie veroorzaakt toenemende klimatologische instabiliteit, wat resulteert in grote veranderingen in weerpatronen.
Door een daartoe erkende LadderCI afgegeven document waaruit het gerechtvaardigd vertrouwen blijkt dat het managementsysteem voor het CO2-bewust handelen van een organisatie voldoet aan de eisen voor het op het certificaat vermelde niveau van de CO2-Prestatieladder.
CO2-footprint staat synoniem voor COâ‚‚-voetafdruk of carbon footprint: een maat, uitgedrukt in ton CO2, voor de uitstoot van COâ‚‚ als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen in het verkeer, luchtvaart, transport, productie van elektriciteit, verwarming et cetera, die in ieder geval separaat alle scope 1 en 2 emissies omvat. Bij de CO2-Prestatieladder wordt de scope 3 emissie ‘business travel’ ook als onderdeel van de CO2-footprint meegenomen.
De CO2-Prestatieladder is een CO2-managementsysteem: het vereist continue verbetering van inzicht, verdere CO2-reductiemaatregelen, communicatie en samenwerking in de bedrijfsvoering. In het uitvoeren van projecten, maar ook in de keten. Men spreekt ook wel van de ‘plan-do-check-act’-cyclus: herhalende processen binnen het bedrijf, die gericht zijn op de verbetering van zowel de CO2-prestatie als op de verbetering van het managementsysteem.
Indirecte CO2-emissies van verkochte producten en diensten. Hieronder vallen ook producten en diensten die worden gedistribueerd, maar niet verkocht (dus zonder betaling). Zie in Handboek 3.1 ook §5.1 en het Scopediagram (Figuur 5.1).
DuboCalc is een methode om de milieueffecten te berekenen van een materiaal, een bouwwerk of methode. De gehele levenscyclus komt daarbij in beeld, vanaf de winning tot en met de sloop. Vervolgens rekent DuboCalc deze milieueffecten via de zogenaamde ‘schaduwprijsmethode’ om tot één getal: de Milieu Kosten Indicator-waarde (MKI-waarde).
De Green Deal Duurzaam GWW heeft als ambitie om duurzaamheid in 2020 een integraal onderdeel te laten zijn van spoor-, grond-, water- en wegenbouwprojecten. Om dit te realiseren is er de praktische Aanpak Duurzaam GWW. Deze werkwijze maakt duurzaamheid in GWW-projecten concreet zonder vooraf voor te schrijven hoe de duurzaamheidswinst behaald wordt. Dat kan per project verschillen.
De doelstelling van de Green Deal is dat in 2020 in GWW-projecten de Aanpak Duurzaam GWW wordt toegepast in planvorming, aanleg, aanbesteding, beheer en onderhoud. Hier ligt een grote veranderopgave aan ten grondslag. Deze veranderopgave vertaalt zich in vier transitielijnen waar de ondertekenaars gezamenlijk en individueel concreet aan werken. Uitgangspunt voor het bereiken van een duurzame sector is een goede balans tussen People, Planet en Prosperity. Voor meer informatie zie https://www.duurzaamgww.nl/.
De energiebeoordeling omvat het proces van identificatie en evaluatie van het energiegebruik binnen de organisatie. De energiebeoordeling is opgebouwd uit een analyse op hoofdlijnen van het energieverbruik (voor de organisatie als geheel naar verschillende energiebronnen) en energiegebruik en analyse van in meer detail voor het identificeren van de faciliteiten, apparaten of processen die een significante invloed of het energiegebruik hebben. Om gerichte maatregelen te kunnen nemen voor het verminderen van het energieverbruik en de daaraan verbonden kosten, is het nodig een inzicht te verkrijgen in het bestaande energieverbruik, in de verdeling ervan over de verschillende organisatiedoeleinden, de oorzaken van energieverlies, etc. De energiebeoordeling gaat primair om het actuele verbruik. Zie ook ISO 50001 §4.4.3.
Organisatie die onafhankelijk en professioneel is en over relevante kennis met betrekking tot levenscyclusanalyses en CO2-uitstoot beschikt. Dit kan bijvoorbeeld een universiteit of adviesbureau zijn.
Een keten is gedefinieerd als een bepaalde lijn van aanvoerende en afnemende bedrijven en organisaties.
Analyse van CO2-emissies in een van de ketens waarin de organisatie actief is.
Een keteninitiatief is een planmatige aanpak (onderdeel van eis 4.B.2) om op basis van een ketenanalyse (eis 4.A.1), samen met partners in de betreffende keten, een vooraf gestelde reductiedoelstelling (eis 4.B.1) in die keten te realiseren.
Partijen zowel upstream als downstream in de keten(s) van de organisatie waar de organisatie mee samenwerkt. Dit kunnen bijvoorbeeld klanten, distributeurs, leveranciers of opdrachtgevers zijn.
In het nationale klimaatakkoord staan de afspraken die de overheid met bedrijven en organisaties heeft genomen om CO2-gerelateerde doelstellingen te behalen. Die doelstellingen zijn: in 2030 49% minder uitstoten dan in 1990; in 2050 95% minder uitstoten dan in 1990.
Klimaatneutraal geeft aan dat er bij een proces of activiteit geen broeikasgassen vrijkomen. Er wordt dus ook geen CO2 uitgestoten. De activiteiten dragen niet bij aan klimaatverandering.
Het klimaat wordt gedefinieerd als het gemiddelde weer in een periode van minimaal 30 jaar. Het klimaat wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. Dit kunnen plotselinge gebeurtenissen zijn zoals vulkaanuitbarstingen, waarbij deeltjes de lucht in worden geblazen die zonnestraling tegenhouden. Andere factoren veranderen het klimaat heel langzaam. Een voorbeeld hiervan is dat de aarde in verschillende afstanden om de zon heen draait. Dit bepaalt de sterkte van de zon op aarde en heeft zo invloed op ons klimaat.
Als er tegenwoordig over klimaatverandering wordt gesproken, dan gaat het bijna altijd over de door mensen veroorzaakte opwarming van de aarde. Sinds de industriële revolutie zorgt de mensheid voor een hoge uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen door de verbranding van fossiele brandstoffen. Die broeikasgassen houden warmte vast doordat ze bijdragen aan het broeikaseffect, waardoor de atmosfeer en de aarde opwarmen. Ook ontbossing draagt hier in grote mate aan bij. Op dit moment is de gemiddelde temperatuur op aarde één graad hoger dan voor de industriële revolutie. Als we zo door gaan, kan volgens het slechtste scenario de stijging oplopen tot 6 graden in het jaar 2100. Nog nooit eerder is het klimaat zo snel veranderd als nu het geval is.
De opwarming van de aarde heeft grote gevolgen voor zowel mens als milieu. Zo beginnen ecosystemen te verschuiven en is het nog maar de vraag of planten en dieren deze snel veranderende omstandigheden kunnen bijbenen. Dit leidt tot het uitsterven van veel soorten. Ook worden landbouwgebieden aangetast. Hierdoor is er minder opbrengst wat kan leiden tot honger en armoede. Dit kan leiden tot grote volksverhuizingen; klimaatvluchtelingen.
Klimaatverandering beïnvloedt bovendien de zeespiegel. Dit komt vooral door het smelten van landijs op de polen, maar ook door het smelten van gletsjers op continenten. Hierdoor komt er meer water in de oceaan. Het smelten van ijs versterkt daarbij ook het opwarmen van de aarde. Dit komt door het verdwijnen van het albedo-effect. Ook het natuurkundige fenomeen dat water uitzet bij hoge temperaturen kan bijdragen aan het stijgen van de zeespiegel. Wetenschappers verwachten dat de zeespiegel tot wel anderhalve meter kan stijgen deze eeuw. Sommigen houden zelfs rekening met meer dan 4 meter. Dit heeft grote gevolgen voor bewoners van eilanden. Maar bijvoorbeeld ook op steden en gebieden langs kusten, zoals Nederland.
Bron: HIER Klimaatbureau
De ladderbeoordeling is de audit (conformiteitsbeoordelende activiteit) van een LadderCI op basis van de norm CO2-Prestatieladder. De COâ‚‚-Prestatieladder maakt onderscheid tussen een initiële-, jaarlijkse- en herbeoordeling.
De maatregellijst is een niet uitputtende lijst met CO2-reductiemaatregelen, onderverdeeld naar veelvoorkomende activiteiten van organisaties die deelnemen aan de CO2-Prestatieladder.
Maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) betekent dat u, naast op de prijs van de producten, diensten of werken ook let op de effecten van de inkoop op milieu en sociale aspecten. Duurzaam inkopen wordt ook wel maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) genoemd. Voor meer informatie zie www.pianoo.nl
Materieel zijn de emissies van een organisatie die een zodanige omvang hebben dat ze van invloed zijn op afwegingen en inschattingen (inclusief reductiedoelstellingen) van beslissers en belanghebbenden van en rond de organisatie.
Meerjarenafspraak energie-efficiency 2001–2020.
Ruim 1.000 bedrijven uit 37 sectoren werken aan energiebesparing en CO2-reductie voor 2020. Dit doen zij in het kader van het convenant Meerjarenafspraken Energie efficiëntie (MJA3/MEE) en het Energieakkoord.
Bedrijven die deelnemen aan de MJA3/MEE hebben verplichtingen. Zo moeten zij aan de slag met energiebesparing, energiemanagement, een energie-efficiëntieplan en monitoring van de resultaten. Brancheorganisaties maken een meerjarenplan voor de branche als geheel. RVO.nl ondersteunt bedrijven bij deze besparingsdoelstellingen.
Dit zijn de projecten van een organisatie waarbij de CO2-Prestatieladder een rol heeft gespeeld in de aanbesteding. Hierbij is het niet relevant of het gunningvoordeel wel of niet doorslaggevend is geweest bij het verkrijgen van de opdracht, of op welke manier de CO2-Prestatieladder in de aanbesteding is gevraagd.
Scope 1 of directe emissies, zijn emissies die worden uitgestoten door installaties die in eigendom zijn van of gecontroleerd worden door de organisatie, zoals emissies door eigen gasgebruik (in bijv. gasboilers, warmtekrachtinstallaties en ovens) en emissies door het eigen wagenpark. Zie in Handboek 3.1 ook Figuur 5.1, het scopediagram.
Scope 2 of indirecte emissies, zijn emissies die ontstaan door de opwekking van elektriciteit, warmte en koeling en stoom in installaties die niet tot de eigen onderneming behoren, maar die door de organisatie worden gebruikt. Dit zijn bijvoorbeeld de emissies die vrijkomen bij het opwekken van elektriciteit in centrales.
Scope 3 emissies of overige indirecte emissies, zijn emissies die ontstaan als gevolg van de activiteiten van de organisatie, maar die voortkomen uit bronnen die geen eigendom van de organisatie zijn noch beheerd worden door de organisatie. Voorbeelden zijn emissies die voortkomen uit de productie van ingekochte materialen (upstream) en het gebruik van het door de organisatie aangeboden/verkochte werk, project, dienst of levering (downstream). Hoewel ‘business travel’ conform het GHG protocol een scope 3 emissie categorie is, moeten deze emissies voor de CO2-Prestatieladder worden meegenomen in de emissie-inventaris voor eis 3.A.1 in Handboek 3.1.
Bij een deelname aan een sector- of keteninitiatief werken organisaties samen aan CO2-reductie.
Indirecte CO2-emissies van aangeschafte of verworven producten en diensten. Zie in Handboek 3.1 Figuur 5.1, het scopediagram.